In deze studie wordt voor zeven landen de vernieuwing en verandering bij de overheid in kaart gebracht namelijk België, Canada, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Voor de domeinen infrastructuur en milieu wordt in detail ingegaan op de situatie in Finland, Vlaanderen en het Verenigd Koninkrijk.
In het synthesehoofdstuk achterin het rapport wordt verder voortgebouwd op de vier sturingsstijlen uit NSOB/PBL 'Leren door doen'. De auteurs vinden zelf ook dat er niet alleen sprake is van transitie van sturingsstijl naar sturingsstijl, maar ook van co-existentie hetgeen tot gevolg heeft dat de moderne ambtenaar vanuit alle vier de stijlen moet kunnen opereren. Dat betekent dat de ambtenaar zorgvuldig, onpartijdig en integer moet zijn voor de rechtmatige overheid, resultaatgericht, klantbewust en doelmatig voor de presterende overheid, omgevingsbewust, responsief en samenwerkingsgericht voor de netwerkende overheid en dan ook nog eens verbindend, ingehouden, beheerst en voorzichtig voor de participerende overheid.
En dat is nog niet alles.....want je moet daarnaast ook nog een keuze maken uit drie te onderscheiden rolconcepties namelijk die van dienstknecht, zelfbewuste dienaar of zelfstandige professionele zelfbestuurder. Gelukkig verklappen de auteurs het goede antwoord hier...zelfbewust dienaar. Een mooie waarneming van de schrijvers daarbij is dat een platter wordende overheidsorganisatie niet automatisch leidt tot meer autonomie. Plat kan ook betekenen dat er teveel macht aan de top komt te liggen en voor de ambtenaar het weet is die dan toch weer tot de rol van dienstknecht gedwongen. Dit schijnt vooral zo te zijn als er in de top een sfeer van zonnekoningen onder elkaar dreigt te ontstaan. Het hoort dan weer bij de professionaliteit van de medewerker om met de ambiguïteit van vrijheid en gebondenheid om te gaan. Wat hebben wij toch een fascinerend vak.
In het synthesehoofdstuk ook aandacht voor vaardigheden, inhoudelijke kennis en trots. Die inhoudelijke kennis - en dat staat mooi uitgelegd - is bij alle vier de co-existerende sturingsstijlen nodig omdat ook in netwerkende en participerende overheid kennis nodig is om als onderhandelaar en regisseur geloofwaardig te kunnen opereren. Met die trots gaat het overigens helemaal niet goed in de zeven landen. Alleen in Frankrijk is er nog sprake van esprit de corps maar goed het is dan ook een Franse term. Dat het daar nog wel bestaat komt door de hoog aangeschreven centrale overheidsopleiding. Wij hebben dat denk ik ook wel in enige mate met de traineeprogramma's. Maar goed die trainees hebben de neiging weer na een paar jaar te vertrekken. Wellicht omdat ze ervaren toch teveel in de rol van dienstknecht terecht te komen?
Al met al een mooi en prettig leesbaar rapport al kan ik mij toch niet aan de indruk onttrekken dat het synthesehoofdstuk ook geschreven had kunnen worden zonder 200 pagina's landenvergelijk. De auteurs lijken al wat op deze kritiek te anticiperen en formuleren de kans op teleurstelling op het eerste gezicht bij de bevinding dat geen enkel land het ei van Columbus kan aanreiken. Er is wel sprake van een aantal 'pareltjes' aldus de auteurs maar aangezien die wat mij betreft wel wat meer hapklaar opgediend hadden mogen worden, blijft dat gevoel van teleurstelling ook op het tweede gezicht bestaan. Desalniettemin voldoende voer voor verdere overdenking en wellicht zou een discussiesessie met de auteurs kunnen helpen om de directe bruikbaarheid van de pareltjes voor de Nederlandse praktijk verder uit te diepen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten