dinsdag 15 juli 2014

Kennis: Serious Game Sprintstad - en de ondergang van Heerhugowaard

Vooral omdat ik benieuwd ben te verkennen in hoeverre serious games kunnen helpen kennis te laten landen bij beleid, haf ik mijzelf uitgenodigd bij deze spelsessie met DGB, DGRW en RWS collega's aanwezig te zijn. Sprintstad is een game die 5 jaar geleden in eerste vorm ontwikkeld is door Vereniging Deltametropool, MOVARES en TU. Het gaat er daarbij om om de inzet van verbinding door stoptreinen (de sprinters) optimaal te koppelen aan ruimtelijke ontwikkeling 1200 meter rondom de stations. Er zijn inmiddels spelsituaties gemaakt voor de trajecten Leiden - Schiphol, Utrecht -Rhenen Ede-Wageningen, Den Haag - Rotterdam, Zuid- Kennemerland en IJmond . Verwacht zijn  Brabantstad, Gooi ren omgeving Utrecht. Wij gingen aan de slag met de Zaancorridor. Ik moest proberen de ruimtelijke ontwikkeling in Heerhugowaard in goede banen te leiden hetgeen hopeloos mislukte. Hihi. Wat mij betreft is zo'n spel vooral heel goed als smeerolie voor de besluitvorming en wat minder geschikt voor het optimaal benutten van nieuwe kennis. Zo'n spel is altijd een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid, hoe completer je probeert te zijn in het uploaden van gegevens hoe meer discussie je lijkt te krijgen. Nieuwe kennis heb je vaak ook niet meteen volledig regiodekkend voorhanden dus is het niet zo gek om altijd iets achter de feiten aan te lopen. Voor de spelsituaties is dat echter geen probleem. Wat echter nog een gemiste kans lijkt is dat het spel nog nooit over alle bestuurslagen heen is gespeeld. Daar ligt een mooie uitdaging zou je zeggen. Een begrijpelijke maar desalniettemin vrij dodelijke opmerking die daarbij gemaakt werd is dat het spel te lang duurt (2 uur) voor een bestuurlijk overleg als een MIRT tafel of een Spoortafel. Als inhoudelijke verbeterpuntjen voor het spel werden genoemd (1) aansluiting bij het wegennet; (2) aansluiting bij het exploitatiemodel van NS om de ingrepen in de dienstregeling die je in het spel kan doorvoeren op realisme te toetsen en (3) mogelijkheid om gedragsbeinvloeding op te nemen.