zondag 11 april 2021

Kansen van een beknopt regeerakkoord?

Hoop in bange dagen Tjeenk-Willink mikt op een beknopt regeerakkoord om zo de Kamer ook weer in zijn kracht te zetten. En de gedachte aan een regeerakkoord met daarin vooral aandacht voor het WAAROM en het WAT, biedt ambtenaren de kans het HOE met een dichtgetimmerde beleidstheorie in te vullen. Het zou dus zomaar kunnen dat het gebruik van het instrument daarvoor, het Integraal Afwegingskader (IAK) , een flinke duw in de rug krijgt. Ik hoop en blijf hopen. En zo hoop ik ook dat recente mislukkingen uit het verleden geen garantie voor (mislukkingen) in de toekomst zijn. Via de Correspondent-podcast de Rudi en Freddie show werd ik op het spoor gezet van een nieuwe wet ( 1 januari 2021) de Wet Differentiatie Overdrachtsbelasting. Doel van de wet is het vergroten van de toegankelijkheid van een koopwoning voor starters en tevens het ontmoedigen van aankopen van woningen als investering door particuliere beleggers. In de uiteindelijke wet betalen starters geen overdrachtsbelasting (voor huizen tot €400.000) en beleggers 8%. De overige kopers blijven  blijft 2% betalen. Deze wet laat helaas vooral zien dat je zorgvuldig een IAK kan doorlopen en vaststellen dat differentiatie én niet doeltreffend én niet doelmatig is én dat de wet dan toch wordt ingevoerd. Dat zit zo: FIN heeft Dialogic twee openbare en transparante rapporten laten schrijven. Uit de rapporten blijkt dat zowel de definitie voor starter als die voor belegger problematisch zijn omdat zowel het notariaat als de Belastingdienst niet met zekerheid kan vaststellen of een koper starter, belegger of geen van beide is. Als definitie van starter is nu dan maar een leeftijdsgrens getrokken van 35 jaar waaronder je wordt veronderstelt een starter te zijn. Daarmee vallen starters boven de 35 jaar uit de boot (27-42% van de starters) en worden 26-33% van de 35 minners  ten onrechte als starter aangemerkt. Dit helpt allemaal niet voor de doeltreffendheid. Die werd al laag geraamd  maar komt nu op  2-10% meer startertransacties. Wat er verder mis gaat is dat beleggers vaak naar ander huizen op zoek zijn, op andere plekken dan starters. En dat in de uiteindelijk wet, naast beleggers, ook kopers van vakantiehuizen (niet geschikt voor permanente bewoning en daarmee geen concurrent voor starters) aangepakt worden. Voor de doelmatigheid is gekeken naar budgettaire effecten, uitvoerbaarheid en neveneffecten. het budgettaire effect kwam in de oorspronkelijke definities uit op €15000 - €80000 euro per extra woningtransactie voor een koopstarter op basis van minder OVB-inkomsten van starters en meer inkomsten van beleggers. De Raad van State komt op basis van de nieuwe definities in de wet zelfs tot tussen de €42.500 en €212.500 kosten per extra starter (al zat er toen nog geen max verkoopprijs van €400.000 aan de vrijstelling). O ja en uitvoerbaar en handhaafbaar is de Wet ook niet en er zijn neveneffecten op de huurmarkt. Slotconclusie Dialogic: Differentiatie van de OVB is geen oplossing voor de structurele problemen op de woningmarkt. Raad van State: Zolang de vraag naar woningen het aanbod overtreft, zullen maatregelen aan de vraagkant weinig gevolg hebben omdat het zeer waarschijnlijk is dat het fiscaal voordeel tot hogere woningprijzen leidt. Resultaat: Unaniem aangenomen.



 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten