zondag 18 mei 2025

Pinguïn Fred leest De Nieuwe Minderheid

Het boek, of eigenlijk meer het onderzoeksrapport De Nieuwe Minderheid - over mensen zonder migratieachtergrond in de superdiverse stad - beschrijft de uitkomsten van een groot Europees onderzoeksproject genaamd Becoming a Minority. Meer dan drieduizend mensen zonder migratieachtergrond zijn hierbij geënquêteerd en geïnterviewd. Deze mensen komen uit zes grote Europese steden waarin zij een minderheid vormen namelijk Amsterdam, Rotterdam. Antwerpen, Malmö, Hamburg en Wenen. De portee van het boek is dat er in de superdiverse stad niet langer sprake kan zijn van integratie in de zin van aanpassing van de nieuwkomer aan de dominante cultuur, maar dat ook de mensen zonder migratieachtergrond het vermogen moeten ontwikkelen om plezierig samen te leven met mensen die van ze verschillen. Vriendschappen ontwikkelen over etnische scheidslijnen heen is daarbij een succesfactor. Een paradoxaal te noemen grote groep respondenten heeft enerzijds een negatief oordeel over diversiteit en anderzijds een positief oordeel over het samenleven met hun buitenlandse buurtgenoten. Zelf behoor ik tot een andere paradoxale groep; hoogopgeleiden met enerzijds een positieve blik op diversiteit en anderzijds geen of vrijwel geen vrienden met een migratieachtergrond. Dat heet met een mooi woord hunkering down het terugtrekken in je 'witte bubbel' en dat wordt dan deels veroorzaakt door belonging uncertainty; de onzekerheid die mensen zonder migratieachtergrond ervaren als ze moeten functioneren in een etnisch diverse context. En dit ondanks dat op mijn basisschool 2/3 van de kinderen Grieks, Turks of Marokkaans was. De auteurs benadrukken tot twee keer toe dat hun vraagstelling niet van normatieve aard is maar juist empirisch. Daar denken vele mensen vast anders over. Maar goed ondanks dat de wokerigheid wel erg van de pagina's afdruipt, voel ik me positief uitgedaagd - zij het zonder handelingsperspectief - en geef ik dit boek drie ballen. 


 

 

Getraind door onze Engelse collega's van BIT UK

Geïnspireerd door een blog van onze Engelse - inmiddels commerciële - evenknie BIT-UK (zie link) hebben we als BIT een training system mapping ingekocht en daarbij ook onze bij het Klimaatplan betrokken collega's van DGMI, DGMO, DGLM, RWS, KGG, EZK, VRO, LVVN, FIN en PBL uitgenodigd. O ja en ook wetenschappers van het NWA project klimaat en gedrag waren van de partij. Het idee bij system mapping is dat je individuele gedragsverandering vanuit de complexiteit van het hele gedragsbeïnvloedende systeem gaat beschouwen. Geen nieuwe gedachte, maar deze keer juist wel voorzien van een praktische manier om tot handelingsperspectief te komen. Tijdens de training hebben we in groepjes geoefend met zes van de tien doelgedragingen uit het Klimaatplan. Al tekenend in Miro hadden we zo in een klein half uurtje al best wel overtuigende - maar niet volledige - systeemkaarten bij elkaar geknutseld (zie figuur). Vervolgens gingen we in de systeemkaarten op zoek naar zogenoemde leverage points daar binnen. Dat zijn de knoppen die er echt toe doen om het systeem te beïnvloeden. Voor het doelgedrag 'minder verre vliegreizen maken' komen we er zeker niet alleen met een vliegtaks. Het gaat bij leverage points dan bijvoorbeeld ook om het belang van een reclameverbod op vliegreizen; reclame vergroot de reislust (bij mij wel in ieder geval) en draagt bij aan de overtuiging dat recht op verre vliegreizen onderdeel uitmaken van de kwaliteit van leven. Het nieuwe boek van Roxane van Iperen wijst ook op het dominante belang van systeemfactoren al noemt zij het de schotten in de caviabak van Fred Oster (zie link). Ook mooi uitgewerkt staat dit in Een beter milieu begint niet bij jezelf (zie blog).



  

zaterdag 10 mei 2025

Projectevaluatie Circulaire Plastic Norm

Mooie gedachte dat het projectteam dat twee jaar aan de - inmiddels gestrande - circulaire plastic norm  heeft gewerkt, lerend wilde terugkijken. Vrijdag was het zover en een flinke groep collega's van (natuurlijk) IenW-DGMI maar ook KGG, NEA, RVO, RWS en HBJZ kwam mee doen. Nu moet ik het verslag nog afronden en is er natuurlijk ook sprake van een zekere mate van vertrouwelijkheid ....maar ik kan natuurlijk al wel een tipje van de sluier oplichten. Een mooi uitpakkend onderdeel was bijvoorbeeld het aan het begin actief ruimte bieden aan chagrijn. Natuurlijk is er bovenal sprake van ambtelijke loyaliteit bij de politieke keuze de stekker uit het wetstraject te trekken. Tegelijkertijd geldt dat twee jaar aan een project werken dat de eindstreep niet haalt, ook een flinke dosis chagrijn oplevert. En dat chagrijn moet eruit. Hiertoe schreven alle deelnemers een frustratie die ze achter zich wilde laten op een wit vel papier, om daar vervolgen een prop van te maken en deze één voor één met of zonder proclamatie in het (virtuele) kampvuur te gooien (sorry Zzinn :-). Alleen al het geluid van kreukelend en top-prop-wordend papier bood de nodige catharsis. Daarna deden we na een kleine geschiedenis van het project een evaluatierotonde langs de thema's 'samenwerking in het projectteam', 'het stakeholdermanagement' en de 'spanning tussen politieke opdracht en voortschrijdend inhoudelijk inzicht'. Hier kwamen bruikbare lessen uit die de deelnemers als van zelf meenemen naar een volgend traject. Dat lukt dus sowieso. Hoe je de meer generieke lessen breder binnen de deelnemende organisaties kunt gebruiken. Tja daar moet ik nog eens even goed het hoofd over breken.    



BIT bühne: Minder vaak douchen of toch maar splashen?

In afwezigheid van collega Ernst mocht ik deze keer weer eens de BIT bühne voorzitten. Spreker was Stefanie Salmon (KWR Water Research Instituut - zeg maar het kennisinstituut van de drinkwaterbedrijven). Zij presenteerde op zeer onderhoudende wijze de resultaten van een experiment  waarmee getracht werd mensen minder vaak te laten douchen gebruikmakend van de sociale norm. Hoe zit het ook al weer met douchen? Ik heb hier al eerder over geschreven (zie link, link, link) maar even ter resumering: 3/4 van het drinkwater wordt gebruikt door huishoudens (let op: voor ongezuiverd oppervlaktewater en grondwater zijn industrie en landbouw de grote gebruikers). Van dat drinkwater dat wordt gebruikt door huishoudens wordt 40% met het douchen verbruikt. Dus als we passend bij de doelen uit de 'water en bodem sturend'-brief van zo'n 135 liter/persoon/dag naar 100 liter willen, ontkomen we er eigenlijk niet aan korter of minder vaak te douchen. Je heilig voornemen te besparen door alleen nog maar bier te drinken in plaats van water gaat -uitzonderingen daargelaten - niet werken. Goed, om een lang verhaal kort te maken de interventie om gebruikmakend van de sociale norm (zie sticker) mensen minder vaak te laten douchen werkte niet, ondanks de elegantie van de experimentele opzet. Wellicht - zo suggereerde Stefanie -  is douchegedrag anders dan bijvoorbeeld je tuin sproeien bij droogte te onzichtbaar om de sociale norm z'n werk te laten doen. Korter douchen als doelgedrag werkt ook niet goed, aldus Stefanie. Dit alles deed me weer denken aan een superinteressant proefschrift dat ik via één van onze TuD industrieel ontwerp-stagiairs onder ogen kreeg. Lenneke Kuijer promoveerde in 2014 (zie link) op de toepassing van de social practice theorie (SPT, van Elisabeth Stowe) op duurzaam ontwerp voor duurzaam gedrag. De SPT waarschuwt voor kleine aanpassingen binnen de status quo waardoor kansen voor grote veranderingen op grote schaal over het hoofd worden gezien. Dus in plaats van te kijken naar minder of korter douchen stelt de SPT dat je moet kijken naar een nieuwe social practice van jezelf wassen. Hiertoe biedt zowel de geschiedenis (wastobbe)als de diversiteit in wereldwijde praktijken (Japan) inspiratie om de huidige status quo te leren zien en ook om je andere minder verbruiksintensieve wasstrategieën voor te kunnen stellen. Lenneke is daar bij gaan ontwerpen vanuit een manier van wassen die is gebaseerd op vastgehouden in plaats van stromend water 'splashen' genoemd (by the way,  mooie variant op vasthouden, bergen, afvoeren). Hans Grohe lees je mee?